De belangrijkste sleutel tot een succesvolle snijanthuriumteelt is het creëren en behouden van een optimale gewasarchitectuur. Een snijanthuriumgewas heeft een LAI (Leaf Area Index) van tussen de 3-4. Dit betekent dat het gewas 3-4 m2 blad per m2 kasoppervlakte heeft. Door de juiste gewasarchitectuur kunnen alle bladlagen een optimale hoeveelheid licht onderscheppen. Ook bij de onderste bladeren zal de fotosynthese toenemen en de totale gewasassimilatie komt daarmee op een hoger niveau te liggen. Daarnaast ontvangen de onderste bladlagen ook meer stralingsenergie, waardoor de plantdelen in het gewas een kwalitatief betere opbouw hebben.
Het gevolg hiervan is meerledig, want de plant produceert namelijk:
-meer bloemen
Door de toename van de assimilatie komen er meer suikers beschikbaar en zal de productie per plant toenemen. Er is ook meer ruimte voor stek. Extra stek betekent bij voldoende gewasassimilatie ook automatisch meer bloemen. Deze factoren samen kunnen er voor zorgen dat de productie tot wel 40% hoger ligt dan bij een traditionele teelt.
-grotere bloemen
Wanneer het aantal planten per m2 gelijk blijft doordat overtollig stek wordt verwijderd, zullen de extra assimilaten tot grotere bloemen leiden.
-minder tweede soort
Bloemknoppen zijn in staat beter door het gewas te groeien, omdat ze minder grote bladeren tegenkomen bij de uitgroei fase. Hierdoor neemt het aandeel kromme stelen af. Ook ondervinden de bloemen en knoppen bij de uitgroei minder hinder van het gewas, waardoor beschadigingen aan bloemen en knoppen afnemen.
-kortere gewassen
Doordat er meer licht in het gewas valt, blijven de internoden korter en rekt het gewas minder snel. Kortere gewassen vragen minder arbeid en doordat de planten langer rechtop groeien verbetert de productie.
Creëren van de juiste gewasopbouw
Voor een optimale productie is een juiste gewasopbouw van de plant nodig. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen de opbouw van de plant direct na planten en een volwassen gewas.
Jong gewas direct na planten
Als eerste moet het gewas dichtgroeien. Het kleine onderblad moet dan ook niet worden verwijderd. Als de nieuwe bladeren een afmeting van ongeveer 30 x15 cm hebben, dan kunnen deze worden gehalveerd. Vanaf dit moment kunnen de nieuwe bladeren continue gehalveerd worden.
Als het gewas te vol groeit dan kan gestart worden met het verwijderen van blad. Dit kan op twee manieren. Ten eerste kan het derde of vierde blad van bovenaf verwijderd worden. Hierdoor wordt het gewas meer open. Ten tweede kan men starten met het verwijderen van de kleine onderbladeren. Naarmate het gewas ouder en voller wordt, kunnen de hoger aangelegde bladeren weggehaald worden. De eerste optie geeft meer diversiteit en verbetert de lichtpenetratie in het gewas, maar is lastiger in de uitvoering.
Bestaand volwassen gewas
Er kan direct gestart worden met het halveren van de jonge bladeren. De oudere harde bladeren kunnen gehalveerd worden door ze met een grote schaar te knippen. Neem daarbij wel de hygiëne eisen in acht. Laat minimaal drie halve bladeren op de plant staan.
Behouden van de juiste gewasarchitectuur
Jong bladbreken kan behulpzaam zijn bij het behouden en verbeteren van de gewasdiversiteit. Door het half blad traditioneel systeem (continue halveren van blad) te combineren met jong bladbreken kan een optimaal opgebouwd gewas worden verkregen. Dit kan worden gedaan door ieder tweede jonge blad weg te breken. Dit betekent dat blad één (van bovenaf bekeken) half gemaakt wordt en het nieuwe blad (nummer 2) weggebroken wordt. Blad drie moet dan weer gehalveerd worden.
Hoeveelheid blad per plant
Het aantal gescheurde bladeren per plant is uiteindelijk afhankelijk van:
-het ras, dit bepaalt het bladformaat, internoden en bladsteel lengte;
-aantal planten per m2;
-welke afmeting het blad wordt gescheurd 1/2 of 2/3 of 3/4;
Veelal zal het aantal gehalveerde bladeren per plant variëren van:
6-8 (gescheurde) bladeren bij jonge gewassen (incl. hele onderbladeren);
3 gescheurde bladeren bij rassen met groot blad (Tropical®, Calisto®, Marysia® etc.);
4-5 gescheurde bladeren bij rassen met kleiner blad (Midori®, Moments®, Tropic night®).
De totale bladbezetting van het gewas bepaalt uiteindelijk hoeveel blad er per groeipunt moet blijven staan.
Traditioneel bladsnijden
Deze methode biedt niet de voordelen van de hiervoor beschreven technieken. Maar als de verkoop van blad meer dan ¼ deel uitmaakt van de gewasomzet, dan kan het traditioneel bladsnijden alsnog financieel de beste keuze zijn.
Ruimte in looppad benutten voor optimale gewasarchitectuur
Door de paden optimaal bezet te laten met bladeren wordt het gewasoppervlak vergroot en neemt de gewasassimilatie toe. Dit kan bereikt worden door het blad onder de draad te stoppen en de bloemen achter de draad te houden. Daarnaast dient men bij gewassen die omvallen, de planten niet naar het midden van het bed te sturen, maar zorgen dat ze in de lengte van het bed vallen. Laat de bovenste gewasdraad zakken zodat het blad de open ruimte in het pad kan benutten.
Stek
Wanneer binnen 6-9 maanden na het planten meer dan één stek per twee planten tot ontwikkeling komt, moet het overtollige stek worden verwijderd. Blijft er meer stek staan, dan wordt de concurrentie tussen de hoofdplanten en de stek te groot. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoofdplanten onvoldoende tot ontwikkeling komen.
Er zijn 2 typen stek namelijk gewone stek en oogstek. Gewone stek zijn jonge plantjes die zich ontwikkelen onder bij de basis van de plant op de scheiding van het substraat en de lucht. Dit type stek groeit langzaam en is weinig productief, omdat het weinig licht krijgt. Daarnaast bestaat er oogstek, dat ontstaat bij het groeipunt van de plant. Dit is groeikrachtig en kan in enkele maanden tijd tot bloemproductie komen, omdat het profiteert van de assimilaten die de moederplant maakt.
De vorming van dit type stek kan in jonge gewassen (0,5-1,5 jaar) eenvoudig worden gestimuleerd door:
-optimale gewasarchitectuur te bouwen (zie artikel);
-in meest optimale groeiseizoen starten met jong bladbreken (in Europa 1/2 febr. tot eind april). Door het verwijderen van het jonge blad komen er meer assimilaten beschikbaar voor de stek. Ook wordt de vorming van auxine (dit planthormoon wordt door jonge bladeren gemaakt) tegengegaan. Auxine zorgt er mede voor dat ogen (waar de stek uit ontstaat) niet tot uitgroei komen;
-maximaal lichtniveau na te streven, (10-12 mol/m2/dag op gewasniveau), relatief lage etmaal temperatuur aanhouden (rond 21ºC) én door optimale overige klimaat omstandigheden (RLV en CO2) te realiseren.
In onderstaand schema een overzicht van de klimaat parameters die in combinatie met jong bladbreken tot oogstek vorming komen:
Gewenst | ||||
Dag | Nacht | 24 hrs etmaal/som | ||
Licht | 400 µmol/m2/s / 20-25klux | – | 10-12 mol/m² | |
Temperatuur | <25ºC | 19ºC | 21,5ºC | |
CO2 | 800 ppm | – | – | |
Vochtdeficiet (VD)/RLV | 6 gr/m³ / 80% | >2 gr/m³/<95º | – |
Klimaat parameters voor oogstekvorming
Door gebruik te maken van de informatie uit dit artikel, zal uw snijanthuriumteelt een optimale gewasarchitectuur behalen. Hierdoor zal de productie met maar liefst 40% kunnen stijgen.
Anthurinfo
Dit artikel is een onderdeel van Anthurinfo Februari 2017 – Lees hier de volledige uitgave.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van (of: in samenwerking met) Bureau IMAC. Anthura en Bureau IMAC kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor schade, direct of indirect, als gevolg van het gebruik van het gegeven teeltadvies.
Optioneel (afhankelijk van het artikel)
- De teler is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het raadplegen van het etiket van gewasbeschermingsmiddelen.
- De beschikbare teeltinformatie is geschikt voor Nederlandse teeltlocaties.