nodig op zoek te gaan naar alternatieven.
Neonicotinoïden en bijen
Hoewel er een aantal factoren bijdragen aan de vermindering van bijen, zijn er veel onderzoeken waarbij neonicotinoïden in verband worden gebracht met een verminderde gezondheid van bijen. Neonicotinoïden zijn middelen met één van de volgende actieve stoffen: imidacloprid, thiamethoxam, thiacloprid en acetamiprid. Het gaat dan om middelen als Gazelle, Admire, Gaucho Tuinbouw, Merit Turf, Sombrero, Kohinor 700 WG, Potatoprid, Wopro Imidacloprid 70 WG, Calypso, Exemptor, Sonido, Actara, Cruiser en Poncho Beta.
Wat de neonicotinoïden zo schadelijk maakt, is dat ze systemisch zijn en lange tijd aanwezig blijven. Systemisch betekent dat ze door de hele behandelde plant worden opgenomen, waardoor ze ook in de nectar en het stuifmeel terecht komen. En de bijen eten de nectar en stuifmeel.
Door het systemische karakter van de middelen heeft het later spuiten op de dag of het niet bespuiten van bloemen geen positieve effecten voor bijen. Daardoor zijn voor de buitenteelt in vele landen neonicotinoïden al verboden. Verschillende grote milieuorganisaties zijn, onder andere in Nederland en Duitsland, bezig om ook het gebruik van neonicotinoïden in de tuinbouw te verbieden. Niet vanwege de bijen in de kas, maar vanwege de overschrijding van toegelaten waarden in het oppervlaktewater moeten volgens de organisaties ook neonicotinoïden verboden worden voor het gebruik in kassen.
Met een halve theelepel imidacloprid vervuil je een sloot van een meter breed over een lengte van 200 kilometer. Onder sommige omstandigheden kan deze stof maanden tot wel jaren aanwezig zijn in het water. Daarnaast waren tot voor kort in Nederland neonicotinoïden beschikbaar voor consumenten. De consument heeft geen idee dat een kleine hoeveelheid van dit middel makkelijk tot een vervuiling van een grote oppervlakte kan leiden.
Zuiveringsplicht van water
Voor verschillende middelen waaronder imidacloprid geldt in Nederland al een waterzuiveringsplicht. Het is voor de tuinbouw bij het gebruik van deze middelen verplicht het water te zuiveren. Op niet al te lange termijn willen de milieuorganisaties dit ook verplicht gaan stellen voor alle neonicotinoïden en zelfs voor al het water dat door telers wordt gebruikt.
Daarnaast gaan ook een aantal grote gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen overstag voor de maatschappelijk druk. Onder deze druk wordt namelijk afgedwongen dat de middelen niet worden toegepast. Er worden daarom door steeds meer inkopers, waar mogelijk, bepaalde bestrijdingsmiddelen niet meer worden gekocht en de verwachting is dat een aantal van deze middelen op termijn verboden zullen worden.
Het betreft in een deel van Europa naast de neonicotinoïden ook bestrijdingsmiddelen met werkzame stoffen als chlorpyrifos, deltmethrin, fipronil, cypermethrin en clothianidin.
Door betere analysetechnieken is het mogelijk om zelfs kleine waardes van verschillende bestrijdingsmiddelen te detecteren. Vooral persistente middelen blijven lang in een gewas aanwezig en kunnen nog lang worden terug gevonden.
Alternatieve middelen
Bovenstaande betreft vooral insecticiden die vervangen kunnen worden door andere chemische middelen. Met het kleinere pakket aan middelen wordt het wel moeilijker om vooral insecten als trips en luis te bestrijden. Wat de bestrijding ook bemoeilijkt, is dat in Nederland steeds vaker een middel een beperkt aantal keer per jaar mag worden gebruikt.
Kortom: de druk op het smallere pakket aan middelen neemt toe en er moet zeer efficiënt met de middelen worden omgegaan. Ook moet er worden gezocht naar een geïntegreerde bestrijding van de insecten.
Biologische middelen
Met biologische bestrijding wordt het steeds beter mogelijk om insecten te bestrijden. Verschillende leveranciers leveren steeds meer producten die goed bruikbaar zijn in de teelten anthurium en phalaenopsis. Door onderzoek worden steeds betere biologische bestrijders ontdekt die op de markt komen.
In Nederland wordt in de anthuriumteelt in de geïntegreerde teelt als basis met één of meerdere biologische bestrijders gewerkt. Chemische middelen worden dan vaak gebruikt om, waar nodig, te corrigeren of gewas schoon te spuiten. Soms is het ironisch genoeg nodig om biologische bestrijders dood te spuiten om export mogelijk te maken.
Swirskii
Voor snijanthurium wordt in Nederland om trips te bestrijden meestal gekozen om Swirkii uit te zetten. Door bestrijders in zakjes uit te hangen, is het mogelijk om voor langere tijd uitloop te hebben. Hierdoor is er dus zonder prooi meerdere weken een populatie van biologische bestrijders in de kas aanwezig. Doorgaans worden om de zes weken zakjes uitgehangen tot in de herfst. In de herfst wordt het gewas schoon gespoten, zodat in het voorjaar met een lage insectendruk weer kan worden gestart met biologische bestrijders.
Zakje Swirskii van Koppert Zakje Swirskii van Syngenta
Insectenparasitaire aaltjes
Bij potanthurium blijven planten korter op het bedrijf en zijn zakjes in het af te leveren gewas niet gewenst. Omdat veelal een regenleiding of spuitboom aanwezig is, zijn hier bestrijdingen met aaltjes goed mogelijk en effectief. Aaltjes worden door goed roeren via de regenleiding over het gewas verdeeld en door ze in de avond te doseren, kunnen ze na enige tijd op het natte gewas op zoek gaan naar tripsen die dan wordt geparasiteerd.
Nemasys F en Entonem zijn producten die de voor insectenparasitaire aaltjes bevatten van de soort Steinernema feltiae. Het zijn biologische producten ter bestrijding van trips en varenrouwmug (Sciara).
De insectenparasitaire aaltjes kunnen zowel op het gewas als in de bodem worden toegepast. Onder vochtige omstandigheden sporen de aaltjes de plaag op en dringen deze binnen. Een bacterie die de aaltjes bij zich draagt, infecteert de schadelijke insecten en doodt ze vervolgens. De aaltjes zijn via een bladtoepassing werkzaam tegen larven en volwassen trips. Bij een toepassing in de bodem kunnen ook poppen van trips worden bestreden. Voor een goede bestrijding met aaltjes is het vaak wel nodig wekelijks aaltjes mee te geven.
In Phalaenopsis kunnen aaltjes gebruikt worden tegen varenrouwmug (Sciara).
Macrocheles robustulus
In zowel anthurium als Phalaenopsis kan ook een bodemroofmijt als Macrocheles robustulus worden gebruikt om de cyclus van trips te doorbreken. Dit is mogelijk voor tripsen die in het substraat verpoppen (zie hiervoor anthurinfo 2012-3 over trips). Het product Macro-mite bevat de roofmijt Macrocheles robustulus die werkt tegen tripspoppen, eieren, laven en poppen van varenrouwmuggen (Sciara). De roofmijten eten ook andere bodembewonende insecten, zoals springstaarten, aaltjes, eieren van Duponchelia fovealis en mosmijt (Oribatida). Het product is gevoelig voor diverse chemische gewasbeschermingsmiddelen. De mijten zijn waar te nemen op de bodem en rond de plantbasis. Macrocheles komt niet in de plant voor.
Frequentie uitzetten biologische bestrijding
De Macrocheles vestigt zich in het substraat en zal zonder bestrijdingen in het substraat lang aanwezig blijven. De Swirskii en aaltjes vestigen zich niet in het gewas, zodat met regelmaat toedienen van een nieuwe populatie bestrijders van belang is. Deze verschillende bestrijders geven geen schade aan het gewas.
Daarom blijft het mogelijk met andere bestrijdingsmethoden de “kritische consument” te blijven voorzien van een kwalitatief goed product zonder dat productiekosten (te veel) oplopen.
Anthura kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor schade, direct of indirect, als gevolg van het gebruik van het gegeven teeltadvies.
Optioneel (afhankelijk van het artikel)
- De teler is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het raadplegen van het etiket van gewasbeschermingsmiddelen.
- De beschikbare teeltinformatie is geschikt voor Nederlandse teeltlocaties.